© Kees de Leeuw, juli 2021
De muzikale familie Philidor speelde in de zeventiende en de achttiende eeuw een belangrijke rol aan het Franse hof. Het geslacht heette aanvankelijk Danican, afgeleid van Duncan, verwijzend naar Schotse afkomst. De eerste Philidor, nu als Danican Philidor aangeduid, was Michel (1580-1651) die aan het hof van Lodewijk XIII (de Rechtvaardige) werkte. Daar speelde een Italiaanse hoboïst met de naam Filidor, die zeer bewonderd werd door de vorst. Toen Lodewijk de Rechtvaardige Michel Danican op de hobo hoorde spelen, schreef hij dat hij een tweede Filidor had ontdekt. Zo kwam Michel Danican aan zijn nieuwe familienaam Philidor. Vooral als hoboïsten maakten verschillende generaties Philidors grote indruk.
Wanneer men zoekt naar uitgebrachte cd's en informatie over de Philidors lijkt André Danican Philidor, soms aangeduid als Philidor l'aîné of le père (1652(?)-1730), nu de meest bekende van de familie. Hij wordt op de voet gevolgd door zijn zoon François-André (1726-1795) die niet alleen musicus was, maar bovenal als de beste schaker van zijn tijd bekend stond. Zowel hij als zijn halfbroer Anne (1681-1728) componeerden voor de flûte traversière.
Maar de composities voor fluit van hun neef Pierre (1681-1731) zijn volgens Jed Wentz interessanter en hebben een grotere compositorische verfijning. Zij vragen bovendien een grotere technische bekwaamheid van de uitvoerende musici. Wentz noemt het zelfs het hoogtepunt van de Franse fluitmuziek uit die tijd, in vergelijking met de composities van Jacques-Martin Hotteterre, Michel de la Barre en Michel Pignolet de Montéclair.
Pierre Danican Philidor was niet alleen begaafd als hoboïst, maar speelde ook dusdanig goed gamba dat hij in 1716 als gambist werd aangesteld bij de chambre du roi. Hij musiceerde hier met onder meer François Couperin en Marin Marais. In 1716 publiceerde Philidor zijn eerste fluitsonates, twee jaar later gevolgd door zijn laatste sonates. De opvolger van Lodewijk de Rechtvaardige, Lodewijk XIV waardeerde het genre zeer en zal ongetwijfeld verheugd zijn geweest over het werk van Philidor, van wie verder nauwelijks composities bekend zijn.
Voor de uitvoerend musicus én muziekwetenschapper dr. Jed Wentz zijn de suites extra interessant omdat Philidor, in tegenstelling tot wat toen gebruikelijk was, aantekeningen maakte over het gebruik van vibrato en rubato, vrij in tempo en expressie. Voor Wentz is dat een kolfje naar zijn hand want Musica ad Rhenum kenmerkt zich door een grote expressiviteit, snelle tempowisselingen en bij vlagen zeer hoge tempi. Dat dit mogelijk is dankt Wentz natuurlijk aan zijn continuo-spelers en vooral aan zijn tweede, eveneens excellente, fluitiste Marion Moonen (al vanaf het begin betrokken bij Musica ad Rhenum). Zij mag weleens uitdrukkelijk worden genoemd. Luister maar naar de duetten die buitengewoon veeleisend zijn en de luisteraar soms echt verrassen.
Jed Wentz erkent in het tekstboekje dat begrippen als authenticiteit, werktreue en de bedoelingen van de componist, na decennia onderzoek, concerten en discussies in de oude-muziekbeweging ons desondanks niet kunnen vertellen wat de componist werkelijk voor ogen stond. Daarom is het zo fantastisch dat Philidor anders dan zijn vele tijdgenoten wel concrete aanwijzingen heeft nagelaten die ons dichter bij de bedoelingen van de componist brengen. Het is goed dat Wentz, artistiek leider van het Festival Oude Muziek en verbonden als universitair docent aan de Universiteit Leiden, de waarde van die beweging duidelijk relativeert. Wat ik me herinner van gesprekken met hem en artikelen die hij zo'n 30 jaar geleden schreef, een aantal daarvan samen met klavecimbelbouwer Willem Kroesbergen, is dat hij toen al pleitte voor meer vrijheden in tempi en expressie. Gelukkig is dat ook op deze dubbel-cd weer goed te horen en realiseren we ons hoe levendig en vervoerend muziek kan klinken. De opname is wat mij betreft iets te direct, waardoor je de fluitisten soms wel erg dichtbij hoort ademen. Ook heb ik het idee dat de eindmontage net niet helemaal optimaal is verlopen, met het en der wat rafelrandjes. Maar mogelijk hoor je dat op een minder kritische installatie niet. Laten we echter bovenal blij zijn met een ideale uitvoering van weinig gehoorde muziek! Hopelijk legt Musica ad Rhenum nog meer Franse barokmuziek op cd vast!